- wil
- {{wil}}{{/term}}1 volonté(s) 〈v.(, meervoud)〉♦voorbeelden:1 tegen wil en dank • à son corps défendantmet de beste wil van de wereld • avec la meilleure volonté du mondezonder eigen wil • sans volontézij heeft een eigen wil • elle sait ce qu'elle veutzijn goede wil tonen • faire acte de bonne volonté(mensen) van goede wil • (les hommes) de bonne volontéhet is de goede wil die telt • c'est l'intention qui comptemet een beetje goeie wil gaat het best • avec un peu de bonne volonté ça iramoeders wil is wet • ±ce que femme veut, Dieu le veuteen stalen wil • une volonté de fereen sterke wil hebben • avoir de la volontéde vrije wil • le libre arbitreiets uit (eigen) vrije wil doen • faire qc. de son plein gréiemands wil doen • faire la volonté de qn.uw wil geschiede • que ta volonté soit faite(voor) elk wat wils • il y en a pour tous les goûtshet gebeurde buiten zijn wil (om) • cela arriva malgré luialleen de wil om te leven redde de patiënt • seule la volonté de vivre sauva le maladede wil om te leren • le goût d'apprendretegen de wil van iemand ingaan • aller contre la volonté de qn.iets tegen zijn wil doen • faire qc. contre son gréiets tegen iemands wil doen • passer outre à la volonté de qn.iemand ter wille zijn • 〈zijn zin geven〉 contenter qn.; 〈gunst bewijzen〉 faire une faveur à qn.ter wille van • pour l'amour dewil tot verandering • volonté de changement〈spreekwoord〉 waar een wil is, is een weg • vouloir c'est pouvoir
Deens-Russisch woordenboek. 2015.